Het Parool pagina 2 Pam Peters opende in 1976 een winkel aan het Sarphatipark. Een fietstochtje met Pam Peters (64) door Amsterdam is anders dan een fietstochtje door Amsterdam met iemand die niet de halve stad beletterd heeft. Met evenveel enthousiasme wijst hij op weg van zijn zaak aan het Scheldeplein naar zijn zaak aan het Sarphatipark naar een stomerij als naar een kofferwinkel als naar een vijfsterrenhotel: hier hing hij de letters op de pui, daar verzorgde hij de naam op de winkelruit, en daar leverde hij de bordjes voor het interieur. Het werk van Peters hangt overal en nergens, en hoewel hij daaraan gewend moet zijn, is hij tamelijk opgetogen over de zichtbaarheid van zijn werk in Amsterdam. “Als ik in mijn eentje door de stad fiets, kijk ik ook zo, maar dan stop ik bovendien. Even van dichtbij kijken. Voelen ook, zit het goed? Plakt het nog mooi glad?” Pam Peters voluit Petrus Anthonius Maria, eigenlijk dus Peter Peters, maar iedereen noemt hem bij zijn voorletters, Pam is de letterman van de stad. Of je nou een naambordje nodig hebt als je verhuist, een messing plaat voor op je praktijk, een spandoek, watervast een naam op je boot wilt, etalageletters wil hebben of dat je een nieuw, vrolijk design voor je kinderdagverblijf wilt: Pam Peters voorziet erin. Zijn credo: netwerken, praten als Brugman, relaties onderhou- den, bellen, en niet – nooit – opgeven. Om dat laatste te boekstaven moeten we even terug naar het eind van de jaren zeventig. Peters Letters zit dan sinds 1976 een paar jaar op de hoek van het Sarphatipark en de Tweede Van der Helststraat (waar hij nu dus nog zit). De jonge ondernemer bedenkt ‘Ik zat eerst even om een plan verlegen’ dat hij om een echt succes van zijn letternering te maken, een drastische stap moet zetten. Of eigenlijk twee stappen. Ten eerste moet hij een stansmachine met de bijbehorende letters hebben (een kwestie van bestellen en betalen), en ten tweede grote, stabiele klanten. Reclames werden tot diep in de jaren zeventig vooral met de hand geschilderd op bioscopen, op trams, op muren, overal op maar er was iets nieuws in opkomst: plakletters. Peters importeerde zijn letters aanvankelijk uit West-Duitsland, waar hij leerde: ‘Jederman braucht Buchstaben’. Krek zo bleek het. Maar op import zat levertijd, en eigenlijk vond Peters de man van wie hij importeerde een beetje een heikneuter. Dus hij kocht bij een machinefabriek in Breda zijn eigen stansmachine en stansmessen. Een mes kostte tweehonderd gulden. Peters bestudeerde de markt en dacht vijf ‘alfabetten’ nodig te hebben, ofwel vijf verschillende lettergroottes. Dat maal 26 kapitale Helveticaletters, 26 onderkast Helveticaletters, tien cijfers en tien leestekens – dat was dus 72.000 gulden (zeg 33.000 euro, maar dan in 1976). Veel geld, vond Peters, maar nu kon hij aan de slag; stap één was gezet. Vijf alfabetten In de RAI zag Peters – opgeleid aan de Openbare Handelsschool bij de Berlagebrug – zijn benodigde grote klant. Optimistisch-naïef begon hij de RAI aan te schrijven, te bellen, erlangs te gaan: of hij niet de vaste letterleverancier van de exposanten in de Europahal kan worden. De RAI-directeur moest daar toch een keer genoeg van krijgen, redeneerde Peters: “Ik heb er echt aan moeten trekken, het ging niet zonder slag of stoot. Ik viel hem lastig tot ik er plaatsvervangende schaamte van kreeg.” Uiteindelijk mocht hij langskomen en kreeg zijn kans: “Hij zei: ‘Laten we het dan maar proberen, maar als je niet presteert, lig je er ook meteen weer af.’ Toen heb ik een kar gekocht van waaruit we letters konden verkopen. Die zetten we in de entreehal, en binnen de kortste keren hing de hele RAI vol met mijn letters.” Dat zorgde voor groei: van vijf alfabetten groeide Peters door naar veertig alfabetten. Volgende pagina